dinsdag 3 december 2013

Vlucht Porto - Charleroi

 (We hernemen waar mijn relaas stokte: na mijn bericht van 02/12/2013 om 06u03 's ochtends dat ik stuurde vanop Porto International Airport: "...Enkele uren was (cliché, cliché) de man met de dweilmachine het enige dat hier bewoog, maar nu komt de boel stilaan tot leven. Om 5u liet ik mijn rugzak deftig dicht sealen en hopelijk gaat er daarna iets open zijn om te eten want deze jongen heeft een fameus hongertje en/of nood aan een straffe pot koffie…")

Met kleine oogjes, een volle mok koffie en een gezonde portie tegenzin schuifelen de werknemers van de incheckbalie in hun hokjes. Als eerste en enige passagier sta ik in de rij (ofja tussen de lintjes, want een eenpersoonsrij bestaat nu eenmaal niet (tenzij je schizofreen bent natuurlijk)) om zo snel mogelijk mijn bagage in te checken. Een gek idee om na 135 dagen mijn rugzak, trouwe compagnon, af te geven aan een wildvreemde. Maar de vertrekhal lonkt: eindelijk koffie en ontbijt in het vooruitzicht. Een intussen vertrouwd gevoel aan de security check alwaar ze me wederom behoorlijk achterdochtig bekijken. In Porto loopt de ene helft van de inwoners in uiterst nette kleertjes rond, de andere helft van de bevolking bestaat ogenschijnlijk uit daklozen, verslaafden, clochards en ander door de eerste helft ongewenst gespuis waar ze hun neus voor ophalen. Met mijn baard, getaande huid, muts, te dun regenjasje, sandalen en plastic zakje met belangrijke spullen (fotocamera, credencial, diploma's, medaillons) val ik uiteraard in de tweede categorie. Wat zou er gebeuren als ik hier en nu Alahoe Akbar zou roepen?

In de vertrekhal zoek ik in een uithoek een rustig eettentje op en hou het bij the bear essentials: koffie, koffiekoek, bier. Wanneer ik de energie terug door mijn aders voel stromen, ga ik rondsnuisteren in de winkels. Ik hoopte nog een fles Orujo de Hierbas of Pacharan aan te kunnen schaffen maar buiten een iets groter assortiment Porto moet je het ook hier rooien met het standaard tax free assortiment. Op zoek naar literatuur dan maar. Het enige interessante boek dat ik uiteindelijk kan vinden is een boek over de Camino de Santiago: heel interessant, ware het niet dat ik die nu net toevallig afgewandeld heb. Ik zal het moeten stellen met een belachelijk duur (13 euro?!) Engelstalig exemplaar van National Geographic.

Er staat een gigantische rij aan de gate maar gelukkig blijft het vlot vooruitgaan eenmaal er schot in de zaak komt. Buiten op de tarmac geniet ik van de frisse lucht, adem heel bewust mijn laatste teugen Iberische lucht in, en als één van de laatsten ga ik de vliegtuigtrappen op. In het geharrewar aan boord scoor ik zowaar nog een zitplaats aan een raamje. Dat lukt me meestal als ik het vliegtuig neem. Ik wil immers naar de wolken kijken. Me blij als een klein kind vergapen aan die pracht. Bijna zonder uitzondering krijg ik daar echter achteraf redelijk hard spijt van. Maar nu nog niet. Sinds mijn aankomst op de luchthaven, heb ik het voor de eerste maal lekker warm in mijn dunne regenjasje en al snel doezel ik weg in een kortstondige diepe slaap.

Het vliegtuig dendert over de startbaan, de piloot geeft plankgas en het neuswiel komt los van de grond. Op het moment dat ook de andere wielen contact verliezen met de grond, en we steil naar boven schieten, verliest mijn voorhoofd contact met de stoel voor me, waarna mijn achterhoofd en rug onzacht in mijn zetel ploffen: zelden ben ik zo miserabel slecht wakker geschoten. Vieze Ryanairlucht, de koffie is me slecht bevallen en zoals gewoonlijk heb ik al spijt bij het raampje te zijn gaan zitten. Mijn lange lijf is niet gemaakt om zich aan te passen aan de cilindrische vorm van een vliegtuigcabine en knieën en rug beginnen al te zagen. Tot overmaat van ramp hebben twee beren van Portugezen plaats genomen links van me. Te zien aan de beduimelde kopietjes die ze aan het bekijken zijn, gaan ze zich een reachtruck aanschaffen in Wuustwezel of all places. De bewegingsruimte die ze elkaar ontnemen met hun lange ledematen, probeert mijn dichtstbijzijnde buur te compenseren door halvelings op mij te leunen. Ik bied, de grenzen van het fatsoen respecterend, enige tegendruk maar het mag niet baten. Ik wil iets zeggen maar krijg het niet over mijn lippen en knikkebol nog enkele honderden kilometers verder.

Enkele dagen geleden liep ik nog over zonovergoten, godverlaten Portugese stranden, dronk ik een fles champagne tijdens de zoveelste zonsondergang op rij. In wat voor een vreemde wereld ben je nu plots beland? Ik voel me opstandig worden. Waar is die pelgrims-Zen gebleven? Het obligatoire blikje Heineken, veel te duur uiteraard, biedt een beetje afleiding. 125 dagen nadat ik bierland België voor Frankrijk etc. verruilde, is de smaak van flutbier vreemd genoeg het enige bekende wat me op dit moment nog rest. Ik kijk uit het raam en ver onder ons, beschenen door een flauwe herfstzon, maken Franse boerderijen, eenzame spelden op een gigantisch speldenkussen, stilaan plaats voor lintbebouwing, wijken van fermettes en een chaotischer mozaïek. En naarmate het vliegtuig zakt, stijgt de spanning. En dan wordt al het kleins daar beneden groter en groter tot je plots met een doffe bons de landingsbaan op rolt.

Het gebeurde niet de ochtend voor de bergen (Pierre-sur-Haut, Pyreneeën, Cruz de Ferro, O'Cebreiro) en evenmin de ochtend voor de Oceaan (Muxia). Dat waren echter uitzonderingen. Het overviel me immers de ochtend voor Reims, de ochtend voor Vezelay, voor Le Puy, voor Burgos, Leon en ja, zelfs de ochtend voor Santiago en Finisterre: uitsteldrang, plankenkoorts. Ik heb er lang over nagedacht maar nooit een sluitende verklaring kunnen vinden. Net zoals nu, nu mijn ouders enkele honderden meters verder op me wachten, waren dat dagen waarnaar ik lang had uitgekeken. Waarom dan dralen? Waarom dat plotse talmen? Staat het verslavende nomadenbestaan van een pelgrim dan zo haaks op (kortstondig) aankomen?

Uiteindelijk begint het vliegtuig leeg te lopen en wenkt een steward me vriendelijk naar de uitgang. Ik trek mijn scheef weggezakte muts weer recht over mijn hoofd en wandel met een klein hartje naar buiten. De lucht is minder koud als ik verwacht had. Toch een koude rilling door mijn lijf. De laatste twee trappen sla ik over en op mijn plastieken sandalen land ik met een klets op de grond. Belgische grond...

Tot morgen!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten