donderdag 5 december 2013

Schulen - Hasselt: 14km (totaal: 3075km)

Voor de laatste maal neem ik afscheid van Hanne, Jeroen en de kindjes en ik begeef me weer naar het station van Aarschot. Aangezien ik vandaag maar 14km moet wandelen tot Hasselt, heb ik vanochtend op mijn gemakje ontbeten. Maar als ik op de trein richting Schulen zit, begint het toch te kriebelen. Alle souvernirs die ik in Santiago kocht, heb ik toen op dat moment per post naar huis gestuurd.  Alles behalve de sinterklaascadeautjes voor mijn petekind Dries. Die hebben intussen al meer dan 300km samen met me afgelegd. Vanavond blijf ik bij mijn zus overnachten en kan ik ze in zijn schoen duwen. Morgen krijgt hij voor de eerste maal in zijn leven zijn Sinterklaas, recht uit Spanje :)

In Schulen spring ik van de trein af en probeer in de buurt van het spoor te blijven. Hoe langer ik wandel, hoe bekender het terrein wordt. Voor Kermt buig ik weg van de spoorlijn en wandel via enkele landwegen op goed geluk richting Herkenrode. Ik beland iets te ver naar het noorden en leer aan de andere zijde van de E313 een deel Stokrooie kennen dat ik nog nooit eerder gezien had :) Uiteindelijk kom ik na enige omwegen aan in Herkenrode en wandel de cafetaria binnen voor een kop koffie en een stempel. Ik verheug me. Nog een uurtje wandelen en ik zit aan de toog van mijn stamcafé met een frisse pint. Snel maar weer op weg dus.

Even later krijg ik een telefoon van mijn zus. Mijn petekind was al enkele dagen ziek maar het wordt niet beter dus gaat ze met hem naar het ziekenhuis. Ik moest me niet haasten, zei ze, en wachten op een seintje van haar om te komen. Alles komt wel in orde, hou ik mezelf voor. Ik baan me een weg door Kuringen, wandel Hasselt binnen, smijt zonder veel poespas mijn rugzak in een hoek van mijn stamcafé en bestel aan de toog een frisse pint. Veel blije gezichten. Iedereen is zo enthousiast. En vol bewondering. Vreemd dat laatste, en lichtelijk irritant ook.

Mijn zus geeft maar geen seintje en alle drukte wordt me wat teveel van het goede. Terwijl ik onderweg was, is de café overgenomen door Fons. Ik besluit even weg te vluchten en de vorige baas, Jos, te verrassen. Ik vraag waar hij nu woont en ga weer op weg. Aan de andere kant van Hasselt duw ik even later op zijn deurbel. "Ja wadist?", roept een bekende stem door de parlofoon. "Voor mij een dikke pint", roep ik terug. "Kom maar binnen, ik heb op u zitten wachten, de deur staat open", zegt Jos en de deur valt uit het slot. Op de tast stommel ik door een aardsdonkere trappenhal naar boven en wandel een openstaande voordeur binnen. Jos rolt in zijn rolstoel de keuken uit met een Westvleteren op zijn schoot. "Hier, dat staat hier al een paar maanden op u te wachten". Een blij weerzien. Veel om over bij te babbelen. Goede nieuwtjes, mindere nieuwtjes.

Mijn ouders zijn intussentijd aangekomen in mijn stamcafé dus neem ik weer afscheid van Jos, zij het dit keer maar voor enkele dagen. In het café wacht me slecht nieuws. Mijn petekind moet opgenomen blijven in het ziekenhuis en ik ga hem morgen pas kunnen zien, mogelijk morgen zelfs. Fons zegt direct dat ik boven het café mag blijven overnachten. Ik neem het aanbod dankbaar aan maar vloek toch ook inwendig. Ik had echt wel graag mijn petekind en zus vandaag nog gezien, maar plots zit ik de rest van de avond op café. Dat ik eindelijk een spelletje drieband kan spelen met mijn vader verzacht enigszins de domper.

Mijn ouders gaan naar huis en de vaste stamgasten vertrekken één voor één. Het was een leuke avond. Ik eindig alleen met Fons aan de toog. Alhoewel ik doodop ben en mijn pezig lijf de alcohol niet zo goed meer kan verdragen, blijf ik nog enkel uren met Fons babbelen. Net zoals in de vooravond bij Jos, merk ik nu dat er de laatste maanden niet enkel veel leuke zaken gebeurd. Als je bijbabbelt, komen ook alle negatieve zaken eruit...

Ooit was mijn stamcafé een hotel. Op de deur van de kamer waarin ik mag overnachten hangt nog steeds het nummer 101. Heinrich Himmler sliep er ooit. Om één of andere reden staat er een jachtgeweer naast mijn hoofdeinde. "Dat is ongeladen", sust Fons me. Ik vraag vervolgens toch of hij het weg kan nemen. Het duurt nog een hele tijd eer ik de slaap kan vatten. Het is lang geleden dat dit me nog overkwam. Dat het maar snel morgen is...



























woensdag 4 december 2013

Aarschot - Schulen: 35km (totaal 3061km)

Het was weer een leuke avond gisteren. Geen houten kop echter ditmaal :) Samen met Hanne, Jeroen en de kindjes neem ik op het gemak mijn ontbijt. Wanneer Amelie en Floor naar de crèche moeten worden gebracht, wordt het tijd voor me om weer op pad te gaan.

Deze tocht heeft geen vroom Katholiek van me gemaakt. Wel is een stevige gewoonte ontstaan bij tijd en stond (liefst toch iedere dag) mijn kaarsje(s) te branden. Ik weet niet goed waarom. Als je steevast alleen op pad bent en je je gevoelens niet kan veruitwendigen in een dialoog met een ander, is het misschien een manier om bepaalde emoties van je af te zetten, vermoed ik. Pas als ik binnen in de grote Onze-Lieve-Vrouwekerk van Aarschot sta, besef ik dat het best toeval moet zijn dat je in België uit gewoonte op een weekdag buiten de dienst een kerk binnen wil stappen en de poort effectief niet op slot is. Op weg naar de kaarsenbak kruis ik twee nonnen. Ze lachen vriendelijk. Ik brand mijn kaarsjes en maan op weg naar buiten een paar nozems aan hun klak af te zetten. Ze luisteren beter dan de doorsnee luidruchtige Aziatische toerist met Ipad in één of andere kathedraal waar ook in Europa. Goede zeden prediken, gaat vlotter als je dezelfde taal spreekt.

Langsheen de Demer wandel ik van de stad weg. Ik kan er me niet toe dwingen de cijfertjes te volgen die ik op mijn arm heb gekribbeld. Het fietsroutenetwerk negerend, baan ik me een weg richting het oosten via kleine paadjes tussen noordelijke oever en de rietkragen. Via Langdorp en Testelt kom ik via het huis van Ernest Claes aan in Zichem. Ik wandel het centrum in op zoek naar een laat middagmaal maar moet tevergeefs mijn weg verderzetten met een knorrende maag. Na de Maagdentoren ruil ik de Demeroever voor de spoorlijn naar Hasselt en stilaan komt Diest in zicht.

In het stationscafé blijf ik een uur genieten van de warmte, meerdere martino's en een dampende pot koffie. Wanneer de regen en het zweet (ik neem me voor zo snel mogelijk na thuiskomst toch eens eindelijk een Goretex winterjas aan te schaffen) zijn opgedroogd, ga ik nog vlug een stempel voor mijn credencial vragen aan het loket van de NMBS. De kalende vijftiger staart me zwijgzaam aan. In zijn stoffig ambtenarenbrein is hij waarschijnlijk minutieus zijn arbeidscontract aan het uitpluizen om aldus uit te kunnen maken of hij wel betaald wordt voor dergelijke taken, en of er bijgevolg genoeg grond zou zijn om een wilde staking uit te roepen. Gelukkig niet. Nors plant hij zijn stempel op mijn boekje. Pendelaars overal ten lande halen opgelucht adem.

Het miezert nog steeds als ik het station verlaat. Snel ben ik terug buiten de stad en vervolgens duurt het een hele tijd om uit de troosteloze rietkragen terug in de bewoonde wereld te komen (zie vorig bericht). Hoewel het snel donker wordt, verblijdt het idee terug in Limburg te zijn mijn gemoed. Via donkere wegen, wandel ik van Halen naar Lummen. Van zodra het donker werd, zie ik in de bundel van mijn hoofdlampje quasi niets meer behalve regendruppels en de condens van mijn adem. Ik besluit de kortste weg te nemen richting mijn eindpunt: in het pikkedonker rond het meer van Schulen. Niet het meest gezellige idee, maar intussen heb ik er al bijna 30km opzitten en de benen beginnen te verkleumen.

Tussen Aarschot en Lummen was er niet direct een bekende die ik dacht om een slaapplaats te kunnen vragen. Daarom besloot ik gisteren voor de etappe van vandaag het station van Schulen als eindstation te nemen. Het kleine, verlaten wachtlokaal met de bordeauxrode ijzeren banken baadt in een gezellig licht. De laatste pendelaars zitten al lang thuis hun patatten te eten. De gietijzeren chauffage staat gloeiend heet. Alsof iemand voorzag dat er een verkleumde pelgrim uit de kou ging komen aanmarcheren. Mijn muts, handschoenen, sjaal en jas leg ik erop te drogen en ik vlij mezelf languit op de bank. Ik sluit mijn ogen, slorp de warmte op en doezel lichtjes weg. Het idee dat mijn bohemien-leventje weldra ten einde zal komen stemt me triest.

Netjes op tijd sta ik lekker opgewarmd klaar op het perron.
De trein stopt.
Ik stap in.
De trein vertrekt.
Terug naar Aarschot.







16u30

De summiere routebeschrijving, vanochtend vluchtig op mijn onderarm gekribbeld en ondertussen door regen en zweet eerder een blauwe veeg dan een verzameling cijfers en letters, heb ik sindsdien niet meer bekeken. Hoewel ik deze route nog nooit eerder heb afgelegd, ben ik intussen via mooie wegen à l'improviste al een stukje voorbij Diest geraakt. De Demer en de spoorlijn lopen door Hasselt. Ik volgde dus één van die twee. Na Diest begint het stilaan donkerder te worden. Ik besluit voor het eerst terug te vallen op mijn voorziene route. Ironisch genoeg blijkt deze iets verder onderbroken te zijn door grote werken aan een dijk. Niemand in de omtrek. Ofwel op mijn schreden terugkeren naar Diest en een nieuwe route zoeken, ofwel bewust in de juiste richting verdwalen. De rietkragen van de Demerbroeken bekoorden me eerder op de dag met hun herfsttinten. Nu de avond valt, de motregen aanhoudt en de asfaltweg overgaat in een soort pekzwart grind, begin ik even later spijt te krijgen dat ik die tweede optie gekozen heb. Er lijkt geen eind te komen aan het kaarsrechte pad en het is zo'n ontzettend mistroostig landschap. 'Een seriemoordenaar met een koffer vol te dumpen ledematen, dat ontbreekt hier nog', bedenk ik in mezelf...

























Na wat een eeuwigheid leek te duren, kom ik dan toch terug op een verhard fietspad uit. De dijk maakt een lange, wijde bocht en enkele honderden meters verder zie ik weer de voor ons Belgenland o zo typische oranje straatlampen branden. Ik wandel goedgezind verder. Iets voor me uit lijkt er iets wit op het fietspad geschilderd te zijn. Wanneer ik uiteindelijk op die plek ben, stokt mijn adem: 'Limburg Fietsparadijs' staat er in grote letters. Het is 16u30 en ik ben eindelijk terug in de mooiste provincie van het land.
Voor even toch...



dinsdag 3 december 2013

Leuven - Aarschot: 26km (totaal 3026km)

Wanneer ik 's ochtends mijn ogen moeizaam open, denk ik in mezelf '...wat een plezante avond gisteren...'. Ik richt me op, voel mijn hartslag scherp bonzen tegen de binnenzijde van mijn hersenpan, en mompel in mezelf '...iets te plezant...'. De afgelopen dagen keek ik er erg naar uit terug te kunnen beginnen wandelen. Nu slof ik echter lusteloos de trap af om op het gelijkvloers te moeten merken dat het levendige huis van gisteren er volkomen verlaten bijligt.

131 dagen geleden stond ik in dezelfde kamer rond hetzelfde uur ook rond te draaien op mijn eentje. De dagen ervoor was ik gewandeld van het ene bevriend koppel naar het andere. Wanneer ik die dag de deur in Leuven achter me dicht zou trekken, ging ik het onbekende tegemoet. Vanaf dat moment ging ik helemaal op mezelf aangewezen zijn tot Spanje (toen kon ik nog niet voorzien dat het uiteindelijk Portugal ging worden)...

Wat een verschil met vandaag: geen onzekerheden meer, enkel nog even naar huis wandelen. Maar het is toch weer even wennen aan Belgisch bier :) Langzaam word ik wakker en wanneer ik eindelijk mijn rugzak klaar heb en aangekleed ben, ontdek ik de pot Nutella en een brik deftige melk in de koelkast. Een boterham met choco: na tientallen keren ontbeten te moeten hebben met ENKEL CONFITUUR was ik vergeten hoe hard dat kon smaken. Dus ruil ik mijn houten kop in voor een kleine indigestie :)

Ik laat een dankbriefje achter voor Tobias en Marjolein, trek de deur achter me dicht, en met enkele fietsknooppunten op mijn binnenarm gekribbeld, ga ik weer op pad met de handschoenen, dikke jas en wollen sjaal die mijn ouders gisteren voor me hebben meegebracht. Het is hier veel kouder dan in Portugal maar kennelijk hebben al die dagen in weer en wind op pad ervoor gezorgd dat ik het toch niet meer zo snel effectief koud heb. Al snel druipt het zweet langs de binnenkant van mijn jas (die ik eigenlijk altijd gebruikt heb om in de tuin te werken) en riekt het toch maar muf als ik mijn neus langs mijn sjaal af naar binnen steek. Ik mis mijn oude regenjasje maar dat heb ik meegegeven met de ouders. Maandenlang heb ik fris rondgelopen en mijn was heel efficiënt gedaan met minimale middelen. Nu ben ik eindelijk terug tussen bekend volk en hoop ik toch niet stinkend terug in Limburg aan te komen :)

Verre Portugese stranden onder een azuurblauwe hemel mogen dan exotischer klinken dan het platteland tussen Aarschot en Leuven onder een Belgisch herfstzonnetje, maar ik geniet ontzettend van het landschap vandaag. Van de ene op de andere dag beland je tussen de mooiste herfstkleuren en wat een verschil is me dat toch vergeleken met die zomerdag dat ik deze etappe in omgekeerde richting liep en het graan nog stond te wuiven onder een brandende zomerzon.

In de late namiddag passeer ik terug langs het kasteel van Horst. Spijtig genoeg is de brasserie waar ik in de zomer nog met nonkel Stefan mijn lunch nam, ditmaal gesloten. Aangezien het zowat het enige café/restaurant is dat ik vandaag tegenkom, zal ik maar op mijn kin moeten kloppen. Terwijl ik verder wandel, wordt mijn schaduw rechts voor me steeds langer en langer. Stilaan ben ik wel tevreden met mijn stinkende, dikke jas: hoe verder mijn schaduw reikt, des te kouder het wordt. Ik had niet zo laat mogen vertrekken. Heb er niet bij stil gestaan dat het in België veel vroeger donker is dan in Portugal deze tijd van het jaar...

Wanneer ik de E314 oversteek, rol ik me een sigaret en blijf een tiental minuten genieten van de mooi zonsondergang. Waar het lint witte lichtjes links en het lint rode lichtjes rechts aan de einder verdwijnen zie ik een laatste restje zon met daarboven een hoop oranjeroze wolken. Het mag dan wel minder spectaculair zijn dan een zonsondergang boven zee duizenden kilometers verder, maar die verdomde barbieroze wolken vind je toch enkel In Vlaanderen, hoor :)

Eenmaal achter de snelwegberm verdwenen, is het pikkedonker, en aan een strak tempo leg ik de laatste kilometers af tot Aarschot. Sinds de laatste maal dat ik bij Hanne en Jeroen was, hebben ze immers een twee dochtertje erbij gekregen, Floor. Net voor sluitingstijd val ik dus binnen bij de bloemist op de markt van Aarschot en iets later sta ik met mijn boeket bloemen te blinken aan de voordeur van Hanne, Jeroen, Amelie en Floor...







Luchthaven Charleroi - Leuven

2 december 2013

De twaalfde dag van mijn tocht wandelde ik voor de laatste keer over de Belgische grens Frankrijk binnen. Toen had ik nog een hele tocht voor de boeg. Ware het niet dat ik beloofd had mijn petekind zijn eerste Sinterklaas te geven, dan had ik nog steeds een hele tocht voor de boeg. Dan wandelde ik nu ergens op een strand in Portugal, sigaret in de mondhoek, zon op de neus, pal naar het zuiden. Liep ik zoals gewoonlijk te fluiten van 'Tous les matins nous prenons le chemin, Tous les matins nous allons plus loin, Jour après jour la route nous appelle, C'est la voix de Compostelle', vrolijk het feit negerend dat ik laatstgenoemde stad reeds enkele honderden kilometers eerder gepasseerd was...
Soit, belofte maakt schuld. Ik heb er me enkele dagen geleden bij neergelegd dat mijn tocht naar het zuiden ten einde zou komen. Dan begint een mens toch eens te mijmeren hoe het zou zijn terug thuis te komen.

De honderdvijfendertigste dag van mijn tocht sta ik dus terug op Belgische bodem. Het is een mooie herfstdag. De koudeschok is minder groot dan ik verwacht had. Ik draai even rond op de tarmac om wakker te worden en hoop dat mijn maag terug mee begint te werken. Sinds ik me niet meer te voet verplaats maar op 'conventionele wijze' voel ik mij behoorlijk belabberd. Als één van de laatste passagiers loop ik het gebouw binnen. Ik betrap er mezelf op dat ik plots toch wel erg snel door de trage massa wandel. Ben ik snel, zijn zij nu zo traag, of ben ik zowaar enthousiast? Mijn rugzak vind ik ongeschonden op de bagageband terug. De douane glimlacht gek genoeg terug dus ik neem aan dat de laatste optie van daarnet misschien wel eens het dichtst in de buurt zou kunnen zijn. De deuren zwaaien open en direct ontwaar ik mijn ouders in de groep wachtenden. We vallen elkaar in de armen. Moeke pinkt een traan, ik lach breed en papa komt met de kwinkslag: 'ei terrorist!'. Vlotjes wandelen we naar buiten want ik snak na al die uren bijzonder hard naar een sigaret.

Eén vuilniszak en één Duvel: mijn bestelling ligt klaar in de autokoffer. De rugzak mag voorlopig de vuilniszak in (preventie bedbugs) en ik mag de achterbank op met mijn eerste Duvel in 90 dagen. Uiteraard word ik vervolgens weer gigantisch wagenziek en besluiten we te stoppen bij een restaurant in Waterloo. Na de stoofvlees met frietjes en een Hoegaarden, gaat het weer verder naar Tobias en Marjolein in Leuven (en natuurlijk weer zo ziek als een hond).

Opgelucht trek ik in Leuven de autodeur achter me dicht. In de auto zitten wordt toch een tijdje wennen. Ik neem terug afscheid van mijn ouders. Nu zal het maar voor enkele daagjes zijn. Bij Tobias en Marjolein is het een gezellige drukte met hun twee klein mannen. s' Avonds na het avondeten gaan we nog pinten pakken en wordt het een fijn weerzien met Filip, Jeroen en Tessa. We eindigen zowaar nog in de Fak Letteren...

Het was een gekke dag vandaag. Op voorhand wist ik niet goed wat ervan te verwachten. Ik merk dat de thuisblijvers emotioneler zijn dan ikzelf. Ik voel geen gigantische emoties. Ik ben gewoon blij, tevreden. Mag dat?

Vlucht Porto - Charleroi

 (We hernemen waar mijn relaas stokte: na mijn bericht van 02/12/2013 om 06u03 's ochtends dat ik stuurde vanop Porto International Airport: "...Enkele uren was (cliché, cliché) de man met de dweilmachine het enige dat hier bewoog, maar nu komt de boel stilaan tot leven. Om 5u liet ik mijn rugzak deftig dicht sealen en hopelijk gaat er daarna iets open zijn om te eten want deze jongen heeft een fameus hongertje en/of nood aan een straffe pot koffie…")

Met kleine oogjes, een volle mok koffie en een gezonde portie tegenzin schuifelen de werknemers van de incheckbalie in hun hokjes. Als eerste en enige passagier sta ik in de rij (ofja tussen de lintjes, want een eenpersoonsrij bestaat nu eenmaal niet (tenzij je schizofreen bent natuurlijk)) om zo snel mogelijk mijn bagage in te checken. Een gek idee om na 135 dagen mijn rugzak, trouwe compagnon, af te geven aan een wildvreemde. Maar de vertrekhal lonkt: eindelijk koffie en ontbijt in het vooruitzicht. Een intussen vertrouwd gevoel aan de security check alwaar ze me wederom behoorlijk achterdochtig bekijken. In Porto loopt de ene helft van de inwoners in uiterst nette kleertjes rond, de andere helft van de bevolking bestaat ogenschijnlijk uit daklozen, verslaafden, clochards en ander door de eerste helft ongewenst gespuis waar ze hun neus voor ophalen. Met mijn baard, getaande huid, muts, te dun regenjasje, sandalen en plastic zakje met belangrijke spullen (fotocamera, credencial, diploma's, medaillons) val ik uiteraard in de tweede categorie. Wat zou er gebeuren als ik hier en nu Alahoe Akbar zou roepen?

In de vertrekhal zoek ik in een uithoek een rustig eettentje op en hou het bij the bear essentials: koffie, koffiekoek, bier. Wanneer ik de energie terug door mijn aders voel stromen, ga ik rondsnuisteren in de winkels. Ik hoopte nog een fles Orujo de Hierbas of Pacharan aan te kunnen schaffen maar buiten een iets groter assortiment Porto moet je het ook hier rooien met het standaard tax free assortiment. Op zoek naar literatuur dan maar. Het enige interessante boek dat ik uiteindelijk kan vinden is een boek over de Camino de Santiago: heel interessant, ware het niet dat ik die nu net toevallig afgewandeld heb. Ik zal het moeten stellen met een belachelijk duur (13 euro?!) Engelstalig exemplaar van National Geographic.

Er staat een gigantische rij aan de gate maar gelukkig blijft het vlot vooruitgaan eenmaal er schot in de zaak komt. Buiten op de tarmac geniet ik van de frisse lucht, adem heel bewust mijn laatste teugen Iberische lucht in, en als één van de laatsten ga ik de vliegtuigtrappen op. In het geharrewar aan boord scoor ik zowaar nog een zitplaats aan een raamje. Dat lukt me meestal als ik het vliegtuig neem. Ik wil immers naar de wolken kijken. Me blij als een klein kind vergapen aan die pracht. Bijna zonder uitzondering krijg ik daar echter achteraf redelijk hard spijt van. Maar nu nog niet. Sinds mijn aankomst op de luchthaven, heb ik het voor de eerste maal lekker warm in mijn dunne regenjasje en al snel doezel ik weg in een kortstondige diepe slaap.

Het vliegtuig dendert over de startbaan, de piloot geeft plankgas en het neuswiel komt los van de grond. Op het moment dat ook de andere wielen contact verliezen met de grond, en we steil naar boven schieten, verliest mijn voorhoofd contact met de stoel voor me, waarna mijn achterhoofd en rug onzacht in mijn zetel ploffen: zelden ben ik zo miserabel slecht wakker geschoten. Vieze Ryanairlucht, de koffie is me slecht bevallen en zoals gewoonlijk heb ik al spijt bij het raampje te zijn gaan zitten. Mijn lange lijf is niet gemaakt om zich aan te passen aan de cilindrische vorm van een vliegtuigcabine en knieën en rug beginnen al te zagen. Tot overmaat van ramp hebben twee beren van Portugezen plaats genomen links van me. Te zien aan de beduimelde kopietjes die ze aan het bekijken zijn, gaan ze zich een reachtruck aanschaffen in Wuustwezel of all places. De bewegingsruimte die ze elkaar ontnemen met hun lange ledematen, probeert mijn dichtstbijzijnde buur te compenseren door halvelings op mij te leunen. Ik bied, de grenzen van het fatsoen respecterend, enige tegendruk maar het mag niet baten. Ik wil iets zeggen maar krijg het niet over mijn lippen en knikkebol nog enkele honderden kilometers verder.

Enkele dagen geleden liep ik nog over zonovergoten, godverlaten Portugese stranden, dronk ik een fles champagne tijdens de zoveelste zonsondergang op rij. In wat voor een vreemde wereld ben je nu plots beland? Ik voel me opstandig worden. Waar is die pelgrims-Zen gebleven? Het obligatoire blikje Heineken, veel te duur uiteraard, biedt een beetje afleiding. 125 dagen nadat ik bierland België voor Frankrijk etc. verruilde, is de smaak van flutbier vreemd genoeg het enige bekende wat me op dit moment nog rest. Ik kijk uit het raam en ver onder ons, beschenen door een flauwe herfstzon, maken Franse boerderijen, eenzame spelden op een gigantisch speldenkussen, stilaan plaats voor lintbebouwing, wijken van fermettes en een chaotischer mozaïek. En naarmate het vliegtuig zakt, stijgt de spanning. En dan wordt al het kleins daar beneden groter en groter tot je plots met een doffe bons de landingsbaan op rolt.

Het gebeurde niet de ochtend voor de bergen (Pierre-sur-Haut, Pyreneeën, Cruz de Ferro, O'Cebreiro) en evenmin de ochtend voor de Oceaan (Muxia). Dat waren echter uitzonderingen. Het overviel me immers de ochtend voor Reims, de ochtend voor Vezelay, voor Le Puy, voor Burgos, Leon en ja, zelfs de ochtend voor Santiago en Finisterre: uitsteldrang, plankenkoorts. Ik heb er lang over nagedacht maar nooit een sluitende verklaring kunnen vinden. Net zoals nu, nu mijn ouders enkele honderden meters verder op me wachten, waren dat dagen waarnaar ik lang had uitgekeken. Waarom dan dralen? Waarom dat plotse talmen? Staat het verslavende nomadenbestaan van een pelgrim dan zo haaks op (kortstondig) aankomen?

Uiteindelijk begint het vliegtuig leeg te lopen en wenkt een steward me vriendelijk naar de uitgang. Ik trek mijn scheef weggezakte muts weer recht over mijn hoofd en wandel met een klein hartje naar buiten. De lucht is minder koud als ik verwacht had. Toch een koude rilling door mijn lijf. De laatste twee trappen sla ik over en op mijn plastieken sandalen land ik met een klets op de grond. Belgische grond...

Tot morgen!

Beter laat dan nooit, zullen we maar zeggen zeker... (en iemand kuchte)

23 juli 2014

Een mens moet kunnen dromen. Eerst droom je jaren van deze tocht. En ben je vervolgens onderweg, dan droom je van alles wat komt: het kasteel van de Rode Ridder, de Ardennen, Reims, wijngaarden, Vezelay, de bergen, Le Puy, de Aubrac, nog meer wijngaarden, deze kant van de Pyreneeën, de andere kant van de Pyreneeën, Burgos, de eindeloze Meseta, Cruz de Ferro, O'Cebreiro, mythisch Galicië, Santiago, alles na Santiago, de Oceaan, Muxia, het einde van de Wereld, de Camino Portugues, de Cies Eilanden, eindeloze stranden, zonsondergangen, Portugal. En dan sta je in Porto, lig je op een ongemakkelijk ijzeren bankje op de luchthaven en stap je in een claustrofobische, mistroostige kist van Ryanair. Wat een mens dan doet? Dromen, vrienden. Dromen van naar huis gaan, naar jullie, naar familie en vrienden, naar mijn tuin. Dus land je op Belgische bodem, word je gedropt in Leuven, wandel je opnieuw langs het kasteel van de Rode Ridder, bel je weer aan in Aarschot alwaar ditmaal geen drie maar vier blije gezichten je begroeten, volg je de Demer stroomopwaarts, verder dan het geboortehuis van de Witte, verder dan de Maagdentoren, verder dan de wallen van Diest, verder dan het bord "Fietsparadijs Limburg". Je komt dichter bij huis, meer en meer vertrouwde beelden, Herkenrode, Kuringen, Kuringersteenweg, Bampslaan. De Warson, lachende gezichten in de namiddag, een ziek petekind dat je niet mag bezoeken, dan maar op bezoek bij een oude vriend die een Westvleteren opzij had gehouden voor dit moment. Terug naar het stamcafé, blije gezichten na een weerzien na maanden, maar ook tranen van verdriet. De laatste dag, eindelijk het petekind zien, de oud-collega's, de laatste kilomters, de laatste grens, familie en vrienden weerzien, als een dief in de nacht thuis aankomen. Blij als een kind op de vooravond van Sinterklaas je bedje in. Waarom? Omdat je droomt van wat komen gaat, vrienden.

Maandenlang onafgebroken vooruit willen en dromen van thuiskomen, resulteert niet in een zwart gat maar in een ongelofelijk drang om te doen, te blijven gaan. En je neemt je voor die blog wel de volgende week verder te schrijven. Maar "de" volgende week wordt "een" volgende week en hoewel stilaan een schuldgevoel begint binnen te sluipen, kan je je er niet toe aanzetten een uurtje te gaan zitten en doorgewoon even terug te kijken. Dus op je roze wolk drijf je verder en dat knagende schuldgevoel dat je af en toe besluipt, went en plots ben je maanden verder...

"Amai, uw 15 minutes of fame duren wel heel lang..." heeft mijn webmaster Kevin met enige regelmatig gefluisterd de afgelopen maanden. 1 weekje uitstel werd inderdaad al snel enkele weken, een maand, enkele maanden en, uiteindelijk, 7 maanden en 16 dagen. Gisteren was het exact 1 jaar geleden dat mijn groot avontuur begon. Dat voelde aan als een deftige wake-up call dus ben ik dan uiteindelijk dan toch naarstig aan het typen geslagen.

Nadat jullie al die maanden mijn reis met veel enthousiasme gevolgd hebben, na alle leuke reacties, na al het geld dat we samen verzameld hebben, voel ik me toch behoorlijk schuldig dat ik het afmaken van deze blog zo lang heb uitgesteld. Mijn oprechte excuses daarvoor.

Ik heb nog aantekeningen en kladjes liggen voor minstens 15 berichten en hoewel ik er behoorlijk druk in zit, ga ik toch proberen vanaf morgen iedere dag één nieuw bericht op deze blog te zetten. Morgen gaan we dus verder waar we geëindigd waren: in Francisco Sa’ Carneiro Airport te Porto, rond een uur of zes 's ochtends met een lege maag en een verschrikkelijke nood aan koffie :)

En last but not least: een gelukkig Kerstfeest, mijn beste wensen en een goede gezondheid voor 2014, en nog een Zalig Paasfeest er bovenop. Dat hadden jullie nog tegoed, vrees ik...

Tot morgen!

Everybody deserves 15min of fame...

13 december 2013

Dag vrienden!

Zit intussen al een weekje terug thuis en alles gaat meer dan goed, maar toch wel drukjes hier. Wil nog een hoop dingen delen via deze blog maar heb tot nu toe bijgevolg geen tijd gevonden. Check dus af en toe de blog want er volgen zeker en vast berichten de komende dagen :)

Eergisteren werd ik opgebeld door een plaatselijk journalist van het Belang en vandaag staat er een artikel in het lokale katern: zie foto hieronder...

Heb intussen alle foto's netjes op de computer verzameld en ook deze gaan volgende week bij de berichten gevoegd worden :)

Groetjes!
Thomas

REMINDER :)

5 december 2013

Dag vrienden!

Van Leuven ben ik intussen via Leuven en Aarschot tot Schulen gewandeld. Gisteren om 16u30 kwam ik voor de eerste maal terug op Limburgse bodem. Ik ben terug de trein op gesprongen naar Aarschot om hier terug bij Hanne en Jeroen te komen overnachten (merci!), maar zo dadelijk begin ik weer te wandelen vanuit Schulen richting Hasselt. Heb immers beloofd op tijd terug te zijn om mijn petekind Dries zijn eerste Sinterklaascadeautjes te geven :)  De verslagen van de laatste vier etappes volgen wanneer ik terug thuis ben...

BELANGRIJK, voor diegenen die het nog niet wisten: Morgenavond (vrijdag dus) is iedereen van harte uitgenodigd om er ene te komen drinken in de bistro van Carlo in het NAC (nieuw gemeentehuis van Houthalen-Helchteren, Pastorijstraat 30) tussen 20u en 22u.

Hopelijk tot dan!
Thomas

2 dagen en 3 nachten Porto in een notendop!

SMS verstuurd op 02/12/2013 om 06u03

“ Vrijdagavond: aangekomen; enkele foto’s genomen van de gigantische kerstboom op het centrale plein; op dat plein een deftig hotel genomen; grote pizza binnengestoken en afgepeigerd mijn bedje ingekropen :)
Zaterdag: kaartjes en souvenirtjes gekocht; alle vinylstores en tweedehandszaken in de buurt van het hotel afgeschuimd op zoek naar LP’s van Amalia Rodrigues in het bijzonder, fado in het algemeen en Gallische folk, en (driewerf hoera!) met een meer dan deftige buit teruggekeerd naar het hotel; vrij onsuccesvol getracht kerstmarkten te vermijden; en veel fastfood verorberd.
Zondag: ik wou vandaag effectief iets bezoeken maar ik was eigenlijk het poepchique Porto zo beu als kou pap, dus heb ik de blog maar bijgewerkt en wat in het hotel rondgelummeld. Om middernacht was ik uitgecheckt en nam ik de laatste metro naar de luchthaven. Enkele uren was (cliché, cliché) de man met de dweilmachine het enige dat hier bewoog, maar nu komt de boel stilaan tot leven. Om 5u liet ik mijn rugzak deftig dicht sealen en hopelijk gaat er daarna iets open zijn om te eten want deze jongen heeft een fameus hongertje en/of nood aan een straffe pot koffie… Om 7u45 Portugese tijd stijgt, als alles volgens plan verloopt, mijn vlieger op om tegen elven te landen op Belgische bodem. 135 dagen duurde het om hier te geraken, de reis terug minder dan 3u. Welk van de 2 het gekste idee is, weet ik niet goed maar er is toch een klein verschil… :) Spannend! “




Esposende - Póvoa de Varzim: 19km (totaal : 3000km) + metro naar Porto, oftewel de dag dat ik uitgewandeld was…

SMS verstuurd op 02/12/2013 om 05u11

“ Ik blijf tot de middag in het hotel plakken en als ik uiteindelijk aan het wandelen ben, verdwijnen al snel enkele lagen kleding in mijn rugzak. In Esposende moet ik weer even rond een riviermonding wandelen, maar aan de andere kant van de stad ga ik het strand op om er 16km later pas terug af te komen. Het was prachtig wandelen vandaag op brede zandstranden met mooie keien hier en daar, langs een woeste branding. Toch ook wat gepieker: vanaf Póvoa de Varzim beginnen de voorsteden van Porto en daar zie ik best tegenop. Enerzijds heb ik zonder veel nadenken Porto tot einddoel gebombardeerd aangezien er een luchthaven is. Anderzijds had ik graag een einddoel gevonden dat wat meer in het thema past, iets symbolisch. En zeker tijdens deze prachtige wandeling, ben stik alleen dus km’s prachtige stranden helemaal voor me alleen in deze prachtige weersomstandigheden, lijkt morgen me een gigantische anticlimax te gaan worden. Maar moet ik dan gewoon zomaar stoppen zonder boe of bah? Ik geraak er maar niet uit… Ik zie een paar daken boven de duinen uitsteken dus ik ga van het strand af om te vragen waar ik me ergens bevind. Er is echter verdacht weinig beweging in het dorp… Tot ik aan het andere uiteinde kom en er een drukte van jewelste bij een klein kerkje aanschouw. Enkele dorpelingen spreken me enthousiast aan als ze de schelp zien bengelen achterop mijn rugzak. Een van hen spreekt gelukkig Frans (ben op enkele dagen tijd meerdere Portugezen tegengekomen die nog als gastarbeider in Wallonië of Frankrijk hebben gewerkt), en hij legt me uit dat het dorpje (Santo André) een bedevaartsoord heeft voor Sint-Andries en dat morgen (30 november) het grote jaarlijkse feest is voor hun patroonheilige. Een groepje vrouwen wandelt rondjes rond de kerk terwijl ze de rozenkrans bidden en zingen (en in het land van de fado klinkt ook dat een stuk treuriger als elders). In het 16e eeuwse kerkje zijn anderen een erehaag van heiligenbeelden aan het opstellen. Overal zijn marktkramers eetstandjes aan het opbouwen en alle lantaarnpalen zijn versierd met palmtakken en wimpels, en iedereen is goedgezind. Wanneer ik op een bord lees dat St-Andries de verloren zielen (van verdronken zeelieden) terugbrengt, staat mijn besluit vast: niet in wereldstad Porto maar hier en nu stopt mijn Iberisch avontuur, in een klein bedrijvig gat, het hol van Pluto genaamd Santo André! Er schiet me nog iets te binnen: ‘hoe ver ligt uw pueblo van Esposende, mon ami?’, vraag ik aan de man van daarnet. ‘19km’, antwoordt hij. Ik heb hier exact 3000km gewandeld! Ik ga een paar kaarsen branden in het kerkje, eet mijn buikje vol bij de kraampjes en koop een fles champagne om het einde van mijn tocht te vieren tijdens de laatste km’s strand tot Póvoa de Varzim (waardoor ik strikt genomen meer dan 3000km gewandeld heb, maar laten we dat even negeren want zo’n rond getal staat wel mooi….). Terwijl ik de zon voor de vierde avond op rij zie ondergaan, laat ik op een rustig stukje strand tussen de rotsen de kurk uit mijn fles ploffen en spuit F1-gewijs de helft van de inhoud de lucht in (deftig zondigend tegen alle regels, maar kom, als je het vetpercentage hebt van een anorexiapatiënt kan je nu eenmaal geen volledige fles meer verdragen…). Tegen dat het laatste avondrood aan de einder verdwenen is, kom ik in Póvoa de Varzim aan en is mijn fles soldaat. Niet alleen de bubbels maken dat ik een dikke glimlach niet van mijn gelaat kan vegen, maar vanaf het moment dat ik Santo André verliet, heb ik voor de eerste maal dat leuke gevoel: ‘Yep, nu ga ik naar huis!’. Enkele luide knallen halen me even uit mijn gelukzalige bubbel, maar blijkt dat ze in Santo André gewoon even vuurwerk aan het afsteken zijn: toepasselijk :) Ik moet een half uur wachten op de metro naar Porto en moet dringend naar het toilet. Groot is mijn verbazing als ik in het café dat ik lukraak binnenspring, na 3000km dan toch eindelijk eens een driebandtafel aantref. Ik beslis echter 6 dagen te wachten, tot ik voor de eerste maal terug in de Warson ben, waar ik op 19 juli mijn laatste partij drieband speelde. Na al die tijd steekt het ook niet meer op 6 dagen :) ‘Een dag zo gek dat je het niet kan verzinnen’ denk ik bij mezelf. Ik spring op de metro naar Porto en in mijn hoofd ben ik zo weer een stapje dichter bij huis… Tot gauw, vrienden! “